Je houdt van hem, of je hekelt hem. Er is simpelweg geen middenweg als het gaat om RTV Katwijk-verslaggever Henk Kasius – ook redacteur van VIDB. Zijn kenmerkende manier van verslaggeven is al sinds 2005 te bewonderen bij de lokale omroep en aan de vooravond van zijn twintigste seizoen zochten we hem op.
Henk, je bent zowel de meest geliefde als de meest gehate persoon bij de lokale omroep. Welke vind je leuker?
“Ze zijn allebei wel leuk eigenlijk. Natuurlijk is het leuk als je gewaardeerd wordt, al is dat zelfs op De Krom lang niet altijd het geval. Vorige week kwam er nog iemand naar me toe die vond dat ik te hard voor de tegenstander juichte. En dat meest gehate heeft natuurlijk met mijn clubafkomst te maken en voor een enkeling met mijn manier van verslaggeven. Ik kan gewoon niet liegen en zeggen dat ik neutraal ben, want ik ben letterlijk vanachter het doel achter de microfoon gezet. Dat stempel heb ik maar omarmt en soms zelfs gecultiveerd. En mijn stijl, daar moet je ook van houden.”
Want wat is de Kasius-stijl?
“Men zegt á la Jack van Gelder of Willem van Zuilen – overigens een prachtig rijtje om in te staan – als in: het zit erg op de emotie. Natuurlijk ook voetbalinhoudelijk, maar de emotie maakt het voor heel veel mensen leuk. En er zijn natuurlijk ook mensen die dat helemaal niet leuk vinden. Sterker nog, daar ben ik er zelf één van. Als luisteraar houd ik totaal niet van mijn manier van verslaggeven, ik zou een hekel aan mezelf hebben. Ik ben meer fan van rustige en beschouwende verslaggevers, die je veel meer het verhaal van de wedstrijd vertellen. Niet dat ik dat niet vertel, maar de nadruk ligt echt op de uitbarstingen. Dat vinden de mensen leuk.”
Maar waarom hanteer je die stijl dan zelf niet?
,,Je kan je stijl niet kiezen, dat is ook gewoon wat in je zit. Ik zit ook gewoon graag op het puntje van mijn stoel tijdens wedstrijden. Een voetbalwedstrijd is een heerlijk moment om me emotioneel helemaal te laten gaan, uiteraard binnen het betamelijke. Je beleeft het dan ten volle, waardoor je ook alle frustraties van het gewone leven eruit gooien. Zo ben ik dan ook als verslaggever, want dat geef ik ook door via de microfoon.”
Je begon in 2005.
“Dat was naar aanleiding van de Quick Boys – Katwijk waarin Sander Molenaar twee keer scoorde en Katwijk zich veilig speelde en die drie punten Quick Boys de titel kostte. Toen zat Arie Guijt, de oud-voorzitter van Quick Boys, nog bij RTV Katwijk en naast hem zat iemand zonder clubvoorkeur. De club Katwijk voelde zich in die periode al een beetje tekortgedaan door RTV Katwijk, in de periode dat Quick Boys tweemaal kampioen werd. Na die derby is het bestuur van Katwijk met de lokale omroep gaan praten om te onderzoeken hoe om ‘het Katwijk-geluid’ bij de omroep te krijgen. Jaap Kloos zei toen iemand neer te zetten als ze diegene konden vinden en omdat het bestuur wist dat ik al een aantal wedstrijden bij Radio Rijnsburg had gedaan, kwamen ze naar mij toe. Het eerste wat ik zei, was ‘wat heb ik nou weer gedaan?’ Maar het bleek dat ze wilden dat Katwijk er wat positiever uitkwam op de lokale radio. Het eerste wat ik toen zei was dat ze dan wel even beter mochten gaan voetballen, want ik was niet van plan sprookjes te vertellen. Zodoende was die wedstrijd van Sander Molenaar aanleiding om mij achter de microfoon te zetten.”
Waarom ben je überhaupt begonnen met radio maken?
“Ik zat bij een opleidingsclubje bij Radio Rijnsburg, waar ik een brutaal en schoppend programmaatje maakte op zaterdag tussen 18.00 uur en 20.00 uur. Zo’n programma vond ik leuk, maar in 1998 had ik honderd keer de naam van Dennis Bergkamp horen schreeuwen. Dat vond ik toch ook wel heel leuk. Hans van Vliet maakte er ook altijd geweldige dingen van bij Rijnmond. Ik ben toen naar Kees van Kralingen gelopen om te vragen of het mogelijk was om een keer een wedstrijdje te doen. Ik heb ook wel een beetje gevoel voor muziek om dat voor mensen te draaien.”
Is het dan leuker om te presenteren of langs de lijn te zitten?
“Het heeft beide zijn charmes. Tijdens de coronaseizoenen heb ik met Marcel van der Vijver een muziekprogramma gemaakt, dat is de Liedjesloterij geworden. Dat hebben we opgepompt tot grote hoogte, maar uiteindelijk is er ook een marathonuitzending gemaakt. De dynamiek is totaal verschillend, want jij bepaalt het format. Als verslaggever zie je iets en moet je wat vertellen. Het grappige is dat je weleens met hoofdpijn thuis kan komen, als je een moeizame wedstrijd hebt gehad. Je merkt het als het niet loopt en als dat zo is, ben je daarna toe aan een paracetamol. Bij een radioprogramma zet je iets neer wat er nog niet is, en maak je een bepaalde sfeer voor in de huiskamers. Vanuit het kader radio, kan je de woonkamer omtoveren in een discotheek. Als je het goed doet.”
Twintig jaar lang, hoe heb je het volgehouden?
“Ik vind het gewoon leuk. Het heeft me ook wel veel daarnaast gebracht, want je leert veel mensen kennen. Je beleeft de sport op een hele andere manier. Mijn anatomie was niet bepaald gemaakt om zelf te voetballen, maar dankzij die microfoon houd ik me toch met voetbal bezig. En dat op topamateurniveau, wat ik als keeper sowieso nooit gered had. Het is een andere manier van voetbalbeleveing, maar wel voetbalbeveleving.”
Wat was je mooiste wedstrijd?
“Dan komen er zo ontzettend veel bij me op. Ik had me twintig jaar de blaren op mijn bek geluld voor de winnende kampioenswedstrijd van Katwijk. Dat is het seizoen hiervoor gebeurd tegen Spakenburg, met die goal van El Azzouti. ONS Sneek in het degradatiejaar van Katwijk, halverwege februari. Toen zei ik op de radio: ‘Dit Katwijk gaat degraderen.’ Dan krijg je een stuk minder biertjes in de kantine, kan ik je vertellen. Maar op dat moment ben ik geen supporter, maar een journalist. Dan vertel ik wat ik zie. Dat was toch ook een soort van hoogtepunt. De mislukte kampioenswedstrijd tegen HHC Hardenberg. Toen had Omroep West een camera op me gezet, en dat hebben ze gelukkig subtiel aangepakt. Daar was ik toch best zenuwachtig voor.
Een wedstrijd die me ook altijd bij zal blijven is Katwijk – GVVV in de play-offs voor de topklasse. Ik deed die wedstrijd met Ronald van der Geer, die met twee kladvelletjes aankwam om te vertellen dat hij zich matig had voorbereid. Toen pakte ik een teamformulier van tafel en zei ik: ‘Dat geeft niet hoor, ik ook niet.’ Dat zijn de mooiste wedstrijden.
De benefietavond van Sander Molenaar was ook heel mooi. Dat was een hele emotionele avond. Je moest een aparte omschakeling maken van het moment dat Sander, bij wie ik in de klas heb gezeten, op het veld stond, naar de wedstrijd. Die avond had ik het wel lastig.”
Dan heb je ook slechte wedstrijden gezien.
“Zo. Veel meer dan leuke potjes. Ik weet nog wel de wedstrijd DOTO – Katwijk. Alle andere wedstrijden waren afgelast, dus ik was als enige in de uitzending te horen. DOTO stond na een uur spelen op een 4-0 voorsprong en ik kreeg van de regisseur te horen dat ik alle tijd kreeg om mijn verhaal te doen. Toen heb ik de vriendelijke man toch maar even verteld dat hij na dertig seconden alweer een plaatje in mocht starten. Dat was wel echt een zware wedstrijd, om het feit dat je een potje hebt dat je niet meer programmavullend kan zijn.
Mijn allereerste wedstrijd bij Bollenstreek Sport. Rijnsburg – ASWH: 0-0. Oersaai. ASWH toen nog met ultra-verdedigend voetbal. Ik doe achteraf een live-interview met Jack van den Berg, die op mijn eerste vraag een heel tactisch epistel begint op te voeren. En op het moment dat hij klaar is, bedenk ik me live op de radio dat ik geen tweede vraag heb. Leuk debuut.”
Is het leuker om als duo integraal verslag te doen, of alleen in een schakelprogramma?
“Het is allebei leuk. Zo’n integrale wedstrijd zorgt juist voor een leuke dynamiek, als het klikt tussen de verslaggevers. Maar er gaat weinig boven een schakelshow met vier wedstrijden en de doelpunten die daarbij horen. Het is bijna niet te vergelijken. Integraal is bijzonder, omdat het vaak om bijzondere wedstrijden gaat: derby’s of bekerwedstrijden.”
Met Marcel van der Vijver klik je het best?
“Ja, dat denk ik wel. En dat is alleen maar versterkt door de jaren heen, met name door de liedjesloterij. We hebben dezelfde humor en kunnen elkaar aanvullen, zo’n klik heb je niet met iedereen. Met Marcel heb ik nu ook gewoon meer contact dan met anderen.”
Heb je tijdens de afgelopen negentien seizoenen gedacht aan stoppen?
“Nee. Ik heb het afgelopen seizoen wel een paar wedstrijden moeten laten vallen, vanwege een depressie. Die eerste wedstrijden die ik daarna weer deed, waren wel echt lastig. Maar aan stoppen, nooit gedacht. Ik kijk ook wel echt uit naar mijn twintigste jaar.”
Waarom betekent dit jaar dan zoveel voor je?
“Ik vind het gaaf dat ik het überhaupt gehaald heb, dat lukt ook niet iedereen. Het is een klein podium, maar toch betekent het dat ik het wel een beetje kan. En zoals alle andere mensen in de media, ben je toch een beetje zelfgeil. Ik vind het gaaf om te doen, krijg er leuke reacties op. De minder leuke reacties vind ik vaak grappig. Radio blijft magisch, dus ik zie niet in waarom ik zou stoppen. Ik hoor ook weleens: ‘De mensen thuis hebben een leukere wedstrijd met jou.’ Dat vind ik wel grappig.”
Is er een bepaald moment komend seizoen waar je naar uitkijkt?
“Ik hoorde toevallig van jaap Kloos dat de Katwijkse derby dit jaar samenvalt met de 3000e uitzending van RTV Katwijk Sport, dus dat is an sich al heel bijzonder. Dat is wel de eerste highlight, maar ik vind eigenlijk alle wedstrijden leuk. Ik ken zoveel mensen bij al die clubs. Maar die derby is wel een hele mooie.”
Heb je nog iets toe te voegen?
“Ik had het eerder over het feit dat Katwijk zich benadeeld voelde door RTV Katwijk een paar jaar terug, dat zit de oudere supporters van de club echt wel dwars. Er kwam op een gegeven moment een oudere man naar me toe: ‘Ik heb het bijgehouden met de stopwatch, en Quick Boys was weer eens tien minuten langer als ons.’ Toen zei ik dat hij het aantal woorden maar bij moest houden. Twee weken later: ‘Dat heb ik geprobeerd, maar dat is geen bijhouden aan.’ Dat zijn leuke dingen.
Ik heb ook een Katwijkse derby in mijn eentje verslagen, omdat de co-verslaggever zich ziek had gemeld. Derek van der Plas scoorde in die wedstrijd en ik kreeg achteraf best veel complimenten dat ik dat best netjes had gedaan. Een week later stapte ik de supportersbus in naar Spakenburg en toen werd ik ineens bij mijn arm gegrepen door een oudere supporter. ‘Jij hebt gejuicht voor hunnie, ik heb het gehoord!’ Ik antwoordde toen: ‘Hartstochtelijk.’ Dat vergeet je niet snel, dat was gewoon leuk.
Ik heb trouwens ook wel geleerd te relativeren, dankzij deze hobby. Het hart is altijd voor Katwijk, maar verslaggeven doe ik echt met mijn verstand. Natuurlijk hoor je een voorkeur voor de lokale clubs, maar als ik die verslaggeverspet op heb, kijk ik ook als zodanig naar een wedstrijd. Dat vind ik wel bijzonder.”
Laatste vraag. Was het ooit lastig om tegen Katwijk te ‘juichen’?
“Eigenlijk niet. Ik besef me wel dat ik bij een derby onder het vergrootglas lig. En soms wil het hart bij een doelpunt van Quick Boys iets anders dan het verstand. Ik hoop dat men thuis zich dat ook wel realiseert. Niet om mezelf veren in de reet te steken, maar ik zie mensen het graag proberen: het hart uitschakelen tijdens zo’n derby. Ik denk dat er meer mensen zijn die dat niet kunnen, dan wel. Dus ja, het kost me soms weleens moeite inderdaad.”
Het twintigste seizoen van Henk Kasius bij RTV Katwijk gaat vanmiddag van start. Vanaf 14.00 uur is hij te horen in RTV Katwijk Sport, bij de wedstrijd ADO’20 – VV Katwijk.
Tekst: Gert Barnhoorn
Lees ook: Ketting (Katwijk): ‘Doelpunten maken gaat wel lukken’