,,Dat was niet best he?”, begon ik ooit mijn allereerste interview voor mijn eerste wedstrijdverslag voor het Leidsch Dagblad. Ik had net 25 minuten in de kou staan wachten op een trainer van een regionale eersteklasser. Zijn team had even daarvoor met 4-1 op de broek gehad. Nu hoorde ik hem denken: ‘Wat denkt die achttienjarige snotaap wel? Wie is hij überhaupt en voor welk regionaal suffertje komt hij eigenlijk?’. Hij hield zich nog enigszins in. ,,O, dus jij vond het niet best en heb jij dan al meerdere wedstrijden van ons gezien?’’, vroeg hij op zo’n toontje waarmee hij aangaf het antwoord al te weten. ,,Nee meneer”, antwoordde ik.

Amper twee uur daarvoor liep ik het sportpark op en voelde ik me een achttienjarige vent die even een ‘wedstrijdverslagje’ kwam maken. Nu stond ik als een minstens tien jaar jonger kind braaf ja te knikken en nee te schudden. Ik had geen vraag meer durven stellen die er toe deed. Het interview liep in de soep. Teleurgesteld keerde ik terug op de redactie.

‘Niks mis mee’
Voorzichtig probeerde ik bij mijn chef te polsen wat hij van de trainer vond die ik even daarvoor had gesproken. Misschien was het wel gewoon een eikel en lag het stroeve verloop van het interview helemaal niet aan mijn vraagstelling. ,,Niks mis mee’’, was de conclusie van mijn chef.

Ik vertelde hem mijn verhaal en na even te hebben gelachen, vertelde hij mij dat je bij de meeste trainers niet met zo’n vraag moet beginnen. Sommigen kunnen het hebben, maar heel veel ook niet. Goed dan: Geen mening in mijn vraag formuleren en de trainer eerst zijn verhaal laten doen dus. Een dag journalist en de eerste wijze les was binnen.

Voetballertje of trainertje spelen
Inmiddels zijn we zes jaar verder en heb ik op interviewgebied de nodige vlieguren achter de rug en aantal dingen ervaren. Ik ben van mening veranderd: Het verprutsen van mijn eerste interview kwam niet volledig door mijn verkeerde eerste vraag, maar meer door de algemeen terughoudende houding in het voetbal naar de media. Het amateurvoetbal begint die houding meer en meer te kopiëren van de profs, van wie we al langer interviews terugzien en lezen. Eigenlijk spelen we met z’n allen: ‘voetballertje’ of ‘trainertje’ zodra we voor de camera of microfoon verschijnen. We praten en doen elkaar na. Natuurlijk zijn er uitzonderingen: De Marciano Mengerinks en Joost Leonards van deze wereld, die van nature een wat opener, speelser en relaxter zijn en dat ook blijven als een journalist ze wat vraagt.

Voor wie mij niet kent; de ik-persoon in dit verhaal is Mart Spierdijk. Ik zoek mijn weg in het vak sportjournalistiek en mag daarnaast zelf af en toe voetballen voor FC Rijnvogels. Wat ik hierboven beschreef, merk ik ook aan mezelf als voetballer. Als ik zelf wel eens werd geïnterviewd na een wedstrijd en mijn vrienden zagen dat later terug, werd ik daarna vaak uitgelachen. ,,Wat is dit allemaal voor clichématig gelul? Waarom praat je ineens zo formeel? Ik herken je haast niet man”, kreeg ik dan te horen. Van je vrienden moet je het hebben, maar ze hadden gelijk: ook ik stond een voetballer na te doen.

Als journalist ben ik vervolgens die terughoudende, formele houding, die ik zelf als voetballer dus ook aannam tijdens een interview, gaan analyseren. Echt: negen van de tien spelers maakt zich er schuldig aan. De angst om wat verkeerd te zeggen lijkt bij de meesten groter dan de drang om jezelf te zijn. Gevolg? Veel eentonige gesprekken, die je eigenlijk van tevoren al uit kan tekenen: ,,We liepen achter de feiten aan. Als die eerste goal niet valt.. We misten de echte wil om te winnen.” Je kan de welbekende voetbaluitspraken waarschijnlijk zelf ook zo oplepelen.

Stap voor stap
Wat had de trainer die ik in mijn allereerste interview de vragen stelde gemeen, met het interview dat ik ooit zelf gaf en waar mijn vrienden me om uitlachte? Wat staat nou echt symbool voor de vaak terughoudende houding van trainers en spelers tegenover de pers: de handen op de rug tijdens het gesprek. In een poging mijn werk als journalist wat makkelijker/leuker te maken, doe ik hierbij een oproep aan alle amateurvoetballers in de mooie Bollenstreek. Probeer zoveel mogelijk jezelf te zijn als je een interview geeft, dat maakt het zoveel interessanter. Misschien is het wat veel gevraagd en is het een grote stap om in één keer te maken. Daarom doen we het stap voor stap. We beginnen met: Handen van de rug!



POPULAIRE BERICHTEN