Afgelopen week werd bekend dat Kozakken Boys volgend seizoen Bryan Jongeneel van FC Dordrecht huurt. De 19-jarige verdediger tekende onlangs een drie-jarig contract en gaat in het kader van zijn ontwikkeling ervaring opdoen in de Topklasse. Het derde voetbalniveau begint daarmee steeds meer een eigen identiteit te ontwikkelen binnen de Nederlandse voetbalpyramide. Daarmee rijst een interessant vraagstuk voor de clubs: blijven we die aaibare en toegankelijke amateurclub of neigen we toch meer naar een professionele organisatie met een fikse begroting en het eerste elftal als ultiem uithangbord?
De KNVB zal de huidige ontwikkeling van de Topklasse toejuichen. Het voetbalniveau is toegenomen. Zowel op als buiten het veld. Bij een gemiddelde Topklasse-club staat inmiddels een schitterend complex, haast vergelijkbaar met de Jupiler League. De scouting is op orde want je wilt natuurlijk de concurrentie voorblijven. En vooral niet degraderen. In dat opzicht past de verhuur van Jongeneel in het professionele plaatje. Het is een slimme oplossing die alleen maar winnaars lijkt te kennen. Kozakken Boys krijgt voor een klein bedrag een goede speler, Dordrecht ziet zijn talent niet stilstaan en Jongeneel gaat minuten maken in een mooie competitie.
Het lijkt er dus op dat clubs zo langzamerhand een professionele organisatie zijn. Met het eerste elftal als ultiem uithangbord. Dat heeft zijn voor-, maar zeker ook zijn nadelen. Neem bijvoorbeeld de strubbelingen bij Capelle, de tweespalt bij Katwijk, de wisselende trainers bij IJsselmeervogels en de crisis bij Spakenburg (vorig jaar). We lezen ineens over ‘verschillende belangen’ waar de media maar al te gretig in duiken. Zo las ik ergens de term ‘slangenkuil’ betreffende de huidige situatie op de Krom. Ze zouden er bij Vitesse jaloers op zijn. Dat terwijl voor de meeste leden de clubs nog altijd die aaibare amateurverenigingen zijn. Waar iedereen elkaar kent en lekker een potje wil voetballen.
Het geeft in een notendop weer wat de spagaat is waarin de Topklasse-clubs noodgedwongen zitten. Aan de ene kant ben je die gezellige amateurvereniging waar iedereen zich gemakkelijk mee identificeert, maar aan de andere kant werk je met een begroting die ruim in de tonnen loopt. Daardoor spelen er ineens krachten waar je als club wel of niet op zit te wachten. Wanneer het goed gaat, is van die spagaat weinig te merken. Maar juist wanneer het even tegenzit, is die tegenstrijdigheid (binnen een vereniging) groter dan ooit. Het dwingt de clubs in de Topklasse na te denken over het te voeren beleid en de daarbij behorende identiteit.
De verhuur van Jongeneel maakt in elk geval duidelijk dat de professionaliseringslag in de Topklasse doorzet. De vraag is of je als amateurclub daarin mee wilt, of beter gezegd, kúnt gaan. Die keuze bepaalt het verschil tussen wie uiteindelijk de meeste zeggenschap heeft. In het geval van de amateurclub zijn dat de leden en faciliteren de sponsors het gekozen beleid. In het geval van de ‘profclub’ hebben de sponsors een groter belang en wordt het beleid bepaald door de mensen die daarvoor zijn aangesteld en worden betaald. Hoe dan ook wordt het een interessante tijd waarin elke Topklasse-club voor een dilemma staat en de volgende vraag moet beantwoorden: zijn we nou een prof- of amateurclub?
Bram Meurs speelde 8 jaar voor VV Noordwijk en is onderdeel van Bureau Voetbal, het collectief achter Voetbal in de Bollenstreek.
Foto: Ron van der Linden