Jaber Akhrif speelde zaterdag zijn laatste duel voor Valken’68. De 24-jarige spelmaker vertrekt met opgegeven hoofd en lijfsbehoud op zak naar Noordwijk. Toch is Akhrif niet helemaal tevreden.
..Het was een raar jaar, zowel voor mezelf als voor de club. We begonnen ons debuutseizoen uitstekend, maar naarmate het einde van de competitie naderde pakten we nauwelijks nog punten en kwamen we nog in de problemen”, blikt Akhrif terug. ,,Gelukkig hebben we ons in het laatste duel veilig kunnen spelen en neem ik met een goed gevoel afscheid van deze club. Zelf ben ik niet helemaal tevreden. Pas in het najaar was ik blessurevrij en kwam ik pas weer aan spelen toe. Dat ging op zich goed, maar ik had dit seizoen graag meer willen laten zien.”
Hoger niveau
,,Toen Noordwijk eind januari bij mij aanklopte heb ik die kans gegrepen. Zij wilden mij er graag bij hebben. Bij Noordwijk wil ik me straks gaan bewijzen”, vertelt een ambitieuze Akhrif, die ooit bij het voormalige MVKV begon en via Quick Boys bij de jeugd van FC Utrecht belandde. Na zijn terugkeer op Nieuw Zuid zat er geen basisplaats in voor de spelverdeler. Vervolgens zocht Akhrif zijn heil op ‘t Duyfrak. ,,Dat betekende wel een stapje terug, maar toch ben ik ervan overtuigd dat ik het hogere niveau aankan. Daar ga ik bij Noordwijk mijn stinkende best voor doen. Die uitdaging ga ik dolgraag aan.”
,,Bij Valken’68 vinden ze het best jammer dat ik vertrek. Dat kan je ook als een compliment opvatten. In de competitie hebben we dit seizoen twee gezichten laten zien. Afgelopen zaterdag hebben we tegen Voorschoten’97 een wedstrijd gespeeld die het seizoen in een notendop was. Zonder vijf vaste krachten, hebben we karakter getoond. We kwamen binnen de minuut op achterstand, maar we herstelden ons goed en kwamen na rust zelfs op voorsprong. Toen het gelijk werd hadden we het nog even moeilijk. Vlak voor tijd ontsnapten we zelfs aan de 2-3 en de nacompetitie. Dat geluk hadden wij nu een keer wel. Het heeft ons dit seizoen ook een paar keer flink tegengezeten.”
Tekst: Leo Schrama
Foto: Gerrit van der Nagel