Toekomstig trainer van Rijnsburgse Boys, René van der Kooij, is er heilig van overtuigd. Wil je tot succes komen in een teamsport dan zijn visie, organisatie, motivatie, intensiteit en samenwerking de drijfveren die tot dat succes kunnen leiden. De meeste teams die dat niet op orde hebben zullen wellicht tot incidentele successen komen maar niet op de lange termijn. Van der Kooij hoeft slechts zijn eigen loopbaan te volgen om te weten waarover hij praat. Zijn drijfveren leverden successen op in voetbal, maar ook in tennis en ijshockey.

Van der Kooij groeide op in een gezin met drie kinderen, waarvan hij zelf ‘het nakomertje’ was. Hij zette zijn eerste stappen als voetballertje bij MVV ’27 in zijn woonplaats Maasland. Nog immer bedient hij deze club van de nodige tips en informatie. Alhoewel hij aanvankelijk, zoals het zovelen verging, op meerdere plaatsen in zijn teams werd ingezet, bleek dat hij het beste uit de verf kwam als aanvallende middenvelder. “Ik was niet bepaald de snelste, maar ik had wel een bovenmodale techniek die mij in staat stelde de aanvallers goed te bedienen.”

Helaas heeft de huidige trainer van USV Hercules zijn kwaliteiten nooit aan een groot publiek kunnen tonen. Al vanaf zijn geboorte had hij een afwijking aan zijn heupen. Die noopten hem zijn grote hobby al op 23-jarige leeftijd vaarwel te zeggen. Hij speelde welgeteld twee seizoenen mee bij Excelsior Maassluis in de selectie.

“In het eerste seizoen werden we nog kampioen. Maar na elke training of wedstrijd was ik zo stijf als een plank. Je denkt nog dat dat er bij hoort en wilt niet opgeven, maar het werd ondraaglijk. Er bleek vroegtijdige slijtage in mijn heupen te zitten. We zijn ondertussen acht operaties verder en het gaat ook veel beter dan toen, maar het kostte mij mijn voetbaldroom.”

Naast voetballer was Van der Kooij ook een zeer verdienstelijk tennisser. Tevens gaf hij al op zeer jonge leeftijd les. Toen hij het ziekenhuis in moest voor een zware behandeling besloot hij niet bij de pakken neer te gaan zitten. Hij kreeg de gelegenheid een tennisschool over te nemen en hapte direct toe. Hij kon er meteen één van zijn talenten op loslaten; organisatievermogen.

“Ik bouwde de hele organisatie uit van twee naar zestien trainers, leidde zelf trainers op, begeleidde talenten tijdens toernooien en werd parttime regiotrainer bij de KNLTB. Ik stopte op mijn 32e met het tennisverhaal.”

Dan volgt opnieuw een verhaal dat geen voetbalverhaal is.

“Vanaf mijn achtste ging ik met mijn ouders mee naar de Uithof in Den Haag op vrijdagavond. Mijn ouders bestierden een supermarkt die om acht uur dicht ging. We reden meteen door naar HIJS HOKIJ. Geweldig om mee te maken. Later volgden we de club ook in uitwedstrijden. De liefde voor de sport en de club bleef. Maar HIJS ging nogal vaak failliet. Dat was in 2006 ook weer eens het geval. Ik vond daar wat van en zei dat ook. Alleen, toen stond de toenmalige voorzitter met een doos vol met administratie en rekeningen voor mijn snufferd en zei: ‘als jij de oplossing weet, mag je het oplossen’.”

“Ik pakte het samen met René en Wendy Smits op. Ging op zoek naar sponsoren. Op een bepaald moment benaderde ik André Janssen, een vermogend man. Ik wilde proberen een aantal duizenden euro’s van hem te krijgen, maar tijdens het gesprek vroeg hij ineens: ‘hoeveel geld heb je nodig om kampioen te worden? En hoeveel wil je verdienen om dat voor elkaar te krijgen?’ Ik schrok enorm, want toen ik zei dat ik vijf ton nodig had vond hij dat prima. Maar hij wilde ook dat ik mijn werk liet lopen om volledig in dienst van HIJS HOKIJ te gaan werken. Ik weigerde aanvankelijk. Maar na een kwartiertje auto rijden ben ik omgekeerd en vroeg ik of het aanbod nog geldig was. Ik kreeg een volwaardig salaris en ben aan HIJS HOKIJ gaan bouwen.”

Het lukte Van der Kooij al heel snel om van een ijshockeyclub in de marge een kampioen te maken. “Ik zocht wat Russen, Canadezen en Zweden bij elkaar en liet hen met de betere Nederlanders aan de competitie beginnen. Ook zorgde ik voor veel sfeer in de Uithof door mijn voetbalcontacten te gebruiken. Ik haalde er velen binnen en zo werden de wedstrijden in Den Haag precies dat wat sponsor Janssen wilde. Grote feestpartijen en veel overwinningen. We werden drie keer op rij kampioen en speelden de halve finales van de Europa Cup. Wedstrijden in Roemenië en Italië, het was geweldig om mee te maken.”

Is HIJS HOKIJ er ook in organisatorische zin wijzer van geworden toen?

“Jazeker. De Uithof werd grondig verbouwd, nieuwe boarding om het veld, er kwam weer volop publiek. En we haalden de horeca naar onszelf toe zodat we meer inkomsten konden genereren. De club doet het nu nog steeds prima.”

Maar het voetbal ging weer trekken?

“Klopt. Ik zag een advertentie van USV Hercules. Ze zochten een hoofd jeugdopleiding. Daar solliciteerde ik op. Met nog twintig anderen. Wie dat waren weet ik niet, maar het op poten zetten van de gehele organisatie bij HIJS was in ieder geval een pré voor mij.”

Kwam je bij Hercules in een gespreid bedje?

“Dat is maar net hoe je het bekijkt. Er was niet heel veel geregeld, ook niet op papier, dus in feite kon ik vanaf nul beginnen. Ik tekende voor officieel twintig uren, maar deed er praktisch meer dan veertig. Omdat ik het meer dan goed wilde doen. In de loop der jaren werden die contracturen steeds verder opgewaardeerd, tot ik ook het eerste team er bij kreeg. Met de successen uit de periode 2011 – 2016 heb ik zelf dus niet zo heel veel te maken. Ik deed een dubbelfunctie jeugd / eerste team tot Mathijs Blijham de jeugd van mij overnam.”

Ondertussen heb je er nog van alles bij gedaan bij diverse clubs.

“Er was een tijd dat ik gewoon ook graag een eerste team wilde trainen. Dat heb ik onder meer gedaan bij SO Soest en SCH ’44. De laatste jaren ook in Den Haag bij HBS onder 19. Ik adviseer daar ook.”

Bij Hercules heb je een uiterst spectaculaire periode als hoofdtrainer.

“We hebben natuurlijk die rare wedstrijd tegen ADO’20 gehad waarin we beiden voor promotie vochten maar door de 2-2 ook allebei misgrepen. Wij kwamen toen trouwens terug van een achterstand van veertien punten op de koploper. Afgelopen seizoen waren we dicht bij promotie. We droogden IJsselmeervogels met 11-0 af maar verloren de halve finale van GVVV. Dit seizoen hadden we natuurlijk die spectaculaire bekerwedstrijd tegen Ajax die we in de Galgenwaard met 3-2 wonnen. Dat leverde nog een volgend spektakel op, de wedstrijd tegen Cambuur die we in de 120e minuut met 3-4 verloren.”

Die wedstrijd tegen Ajax zal voor altijd aan René van der Kooij blijven kleven. Een onwaarschijnlijke stunt die zowel Hercules als het totale amateurvoetbal een enorme boost gaf. Hoe kreeg de trainer zijn team zo ver dat het won van Ajax?

“Ik ben begonnen met de instelling van het team naar die wedstrijd toe. We moesten af van het idee dat we tegen het grote Ajax gingen voetballen. Ik heb duidelijk gemaakt aan mijn selectie dat we niet tegen het Ajax van vijf jaar geleden gingen voetballen, maar tegen een team zonder veel zelfvertrouwen. Ik gebruikte met name beelden van Ajax tegen Sparta en PEC Zwolle. Ik liet zien hoe Ajax druk zet en vooral ook hoe niet. Ik liet zien waar ze zwak genoeg waren om ze serieus te kunnen bestrijden. Wat vervolgens belangrijk was in het proces dat was dat de spelers er ook echt in gingen geloven. We hoefden helemaal niet zomaar afgedroogd te worden. Het tactisch plan en de intensiteit moesten dat voor ons gaan vertalen in een goede wedstrijd van onze kant en een goed resultaat. Dat is allemaal gelukt. Bepaalde factoren waren best wel gunstig voor ons. We speelden voor veel publiek, het was slecht weer, het veld was niet best en we kwamen ook op voorsprong. Dan zit het niet tegen. Maar dat dat allemaal tot een zege voor ons zou lijden, blijft toch een bijna onwaarschijnlijke gebeurtenis, maar waar we ook heel bewust naar toe hebben gewerkt.”

De gunfactor is er nadrukkelijk voor zowel de club als de trainer. Van der Kooij: “Ik heb het vorige week nog gemerkt. Ik werd uitgenodigd door de VVON in het kader van bijscholing voor trainers. Zij konden hun drie punten weer bijschrijven op hun trainerslicentie. Ik mocht voor zeventig trainers in de Galgenwaard gedurende drie uren uit gaan leggen hoe wij de wedstrijd tegen Ajax hadden voorbereid en beleefd. Ook onder die trainers bemerkte ik een hoge gunfactor naar Hercules. Binnenkort staat er nog een tweede bijeenkomst op het programma met weer zeventig nieuwsgierige trainers. Natuurlijk vind ik dat zelf ook geweldig mooi om te mogen doen.”

Is het tekenen voor Rijnsburgse Boys als trainer de ultieme genoegdoening voor het missen van een voetballoopbaan op datzelfde of nog hoger niveau?

“Het één en ander is moeilijk vergelijkbaar. Ik was zeker gefrustreerd toen bleek dat mijn lichaam niet kon brengen wat het topvoetbal vroeg. Ik voel mij nu echter wel heel goed bij het feit dat een gerenommeerde Tweede Divisie-club als Rijnsburgse Boys meent mij aan te moeten stellen en dat doet op grond van mijn denkwijze omtrent topvoetbal.”

Je geeft een aantal essentiële waarden aan waarbinnen de spelersgroep moet functioneren. Intensiteit is daarbij een belangrijk item.

“Het mooiste compliment dat je als trainer maar ook als spelersgroep kunt krijgen is je speelwijze. De resultaten heb je niet altijd in de hand. Een klutsbal, een ongelukkige actie, er zijn tal van zaken die je niet in de hand hebt maar die je resultaat kunnen bepalen zonder dat je daar vanaf de kant grip op hebt. Waar je wel steeds aan kunt werken is je speelwijze en vooral ook de intensiteit waarmee je dat doet. Baas op het veld willen zijn is gewoon de organisatie neerzetten en vervolgens afspraken nakomen en in hoog tempo werken.”

Tientallen jaren geleden werkte je al als tennistrainer. Met individuen dus. Komt die ervaring nu ook van pas?

“Het invullen van een team is niet anders dan de vaardigheden van elf individuen complementair aan elkaar maken. Dat maakt je sterkste team. Dus moet je proberen tijdens training en coaching je individuen beter te maken. Dat is onderdeel van mijn taak.”

Heeft de enigszins onrustige bestuurlijke toestand bij Rijnsburgse Boys enige invloed op hoe je naar de club kijkt?

“Nee geen enkele. Ik heb mijn gesprekken gevoerd met Peter Cadel en begin pas komende zomer in Rijnsburg. Ik ga er van uit dat de club haar problemen dan al lang heeft opgelost, want doorgaans is het een heel stabiele club.”

Wanneer beschouw je je periode bij Rijnsburgse Boys als geslaagd?

“Als we aantrekkelijk spel koppelen aan goede resultaten.”

Tekst: Theo Uphus
Headerfoto: Orange Pictures
Foto in artikel: Rijnsburgse Boys

Lees ook: Van der Kooij tekent voor twee jaar bij Rijnsburgse Boys

POPULAIRE BERICHTEN