De favoriete speler van, vorig jaar een van onze populairste rubrieken, is terug. Wel met een belangrijk verschil. Na vorig seizoen de trainers is de keuze nu aan de aanvoerders. De spelregels zijn hetzelfde. Er mag geen teamgenoot gekozen worden en de speler moet actief zijn in het amateurvoetbal. In aflevering veertien is de keuze aan Bob van der Vlugt (Teylingen): ,,Martin had het in zich om betaald voetbal te halen”

Van der Vlugt dacht nog even aan Kevin Winter maar koos uiteindelijk toch voor voormalig ploeggenoot Martin van Eeuwijk. Samen speelden ze zes jaar geleden bij Teylingen. ,,Martin had het niet naar zijn zin bij Lisse en was op een dood spoor beland. Hij kwam hier voetballen en vond bij ons het plezier in het spelletje terug. Na twee jaar keerde hij terug naar Lisse, waar hij meteen de beste speler van de Hoofdklasse werd’’

Van der Vlugt heeft de voetballende kwaliteiten van Van Eeuwijk van dichtbij gezien en is lovend ,,Martin is een speler waarvoor je naar een wedstrijd gaat. Hij heeft een goede techniek, kan een mannetje uitspelen en is daarnaast ook tweebenig. Een heerlijke speler om naar te kijken.’’

Jong Oranje

Volgens de aanvoerder van Teylingen voetbalt Van Eeuwijk nu op het goede niveau. ,,Toen Martin rond de twintig was, had hij misschien de stap naar het betaalde voetbal kunnen maken. Hij voetbalde toen trouwens ook nog in de zaal bij Jong Oranje. Nu is misschien IJsselmeervogels zijn top, als zit hij bij Rijnsburgse Boys al in de top van de Topklasse. In Rijnsburg is hij op zijn plaats.’’

Van Eeuwijk en ‘de Uien’ voetballen in de competitie nergens meer om. Voor Van der Vlugt en Teylingen is dat anders. Dankzij een periodetitel mogen de Sassenheimers meedoen in de nacompetitie.

,,Het duurt nog wel even voordat de nacompetitie aanbreekt. Twee weken geleden speelden we gelijk en afgelopen weekend verloren we. Het lijkt erop dat er gemakzucht in de ploeg is geslopen. We moeten nu naar de nacompetitie toeleven, onze vorm terugkrijgen en serieuzer zijn. Dan zijn we er vanzelf klaar voor.’’

Tekst: Mathijs Snepvangers

Foto: Hans Heemskerk